A) Language
-
Study the language below and then practice the conversations.
Foreign businesspeople on a visit to your company may expect to be taken out
to dinner at a restaurant, to the theatre, nightclub, or be offered some other
form of entertainment.
Arriving
We are going to have dinner out tonight.
We are going out for dinner.
We’d like a table for four, please.
We have a table for three reserved in the name of …
Where can I leave my coat?
Do you have an area reserved for non-smokers?
I’d like a table near the window.
We’d like something to drink while we have a look at the menu.
What aperitifs have you got?
Do you have a vegetarian menu?
Ordering
We’re not ready to order yet, thank you.
Can we order now, please?
What’s the chef’s specialty? Pronunciation: [sjef ]
May I see the wine list, please?
I’ll have the prawn cocktail and to follow the sirloin steak (lendebiefstuk)
with asparagus, please.
May I have the check/cheque, please?
During the meal
Enjoy your meal! Smakelijk eten!
This soup is almost cold, could you reheat it, please?
Could we have some more wine, please?
I’d like another beer.
Could I have another fork, please?
What are the desserts on the trolley (serveerwagen)?
Could we have an ashtray, please?
A delicious recipe (een heerlijk recept)
Table talk
Since a meal is a social occasion, it is very important to make conversation
at the table, whether it is in a restaurant or on a private occasion.
Offering
More cheese?
Can I pass you anything?
You really should try some of this.
White wine, was it? Say when.
Would you like some more artichokes?
Refusing
I’d love some, but I’m on a diet.
I’d love some, but I couldn’t manage anymore.
Not for me, thanks, I’m not too fond of fish.
No thanks. I’m driving.
No thanks. I really shouldn’t.
Accepting
Just a little more, please!
Just a taste. (food)
Just a drop. (drink)
Thank you.
Complimenting
This
is delicious!
The sauce is excellent. My compliments to the chef! It’s very nice.
Vegetables& fruit : carrots (wortelen); peas (erwten); pumkin (pompoen);
beans; bean sprouts (taugé ); broccoli; zucchini (courgette); eggplant
(aubergine); Brussels sprouts (spruitjes); Belgian endive (witlof); asparagus
(asperges); onions; shallots (sjalotten); scallions (bosuitjes); lettuce (sla);
tomatoe; olives (olijven); mushrooms (champignons); pepper ( paprika vrucht);
paprika (paprika plant) corn (maïs);
corn on the cob (maïskolf); cucumber (komkommer); garlic (knoflook); avocado;
nuts (noten)
Meat courses: beef (rundsvlees);
pork (varkensvlees); lamb (lamsvlees); veal (kalfsvlees); chicken; game (wild);
steak (biefstuk); beefstew (stoofschotel); venison (reebout)
Fish: sole (tong);
cod (kabeljauw); haddock ( schelvis); tuna (tonijn); mussles (mosselen); shrimp/prawn
(garnaal); crab (krab); lobster (kreeft); oysters (oesters); fillet of …
(gefileerde …);
Cooking process: casserole
(stoofpot); dish (schotel) fried (gebraden/gebakken); deep fried (gefrituurd);
baked ( gebakken); steamed (gestoomd); boiled (gekookt) baked potatoes ( gepofte
aardappel); fries (frites); rice; fried rice (nasi); noodles (bami); pasta
Salads; salad dressing; oil
and vinegar (olie en azijn); sour cream (zure room)
Desserts (toetjes),
icecream; whipped cream (slagroom); pudding; custard (vla)
Drinks/beverages:
wine; housewine; beer; beer on draft (bier van ‘t vat); cordial (likeur);
aperitif; juice (sapje); soda ( spa rood); soda pop (AE: frisdrank)
Some herbs (kruiden): oregano; basil (basilicum); ginger (gember); cinnamon
(kaneel); cloves (kruidnagel); nutmeg (nootmuskaat); thyme (tijm); curry (kerrie);
mustard (mosterd)
Different kitchens: Italian,
French; Greek; Mexican, Dutch, Chinese, Indonesian, Japanese, Thai
An expensive/ cheap/ chic / casual/ romantic/ lively/ restaurant
Other: Cutlery (bestek);
knife; spoon; fork; dinnerservice (eetservies)
B) Pairwork. Listen to the following conversations
and practice them with a partner.
1. (A) and (B) are two colleagues
(A) Aangezien dit (B)’s laatste dag is, nodig je hem/haar uit voor een
etentje. Zeg dat er in de buurt een goed Grieks restaurant is …
(B) Bedank voor het aanbod - neem aan maar zeg dat je liever geen Grieks hebt
- al te vaak gegeten
(A) Zeg dat dit niet uitmaakt - stel voor naar Robin’s Nest te gaan -
goede Engelse keuken
(B) Zeg dat je het heel vervelend vindt maar je hebt slechte ervaringen met
de Engelse keuken
(A) Laat (B) dan maar een voorstel doen
(B) Stel voor om naar een Frans restaurant te gaan
(A) Ga akkoord - stel André’s Bistro voor in Soho
(B) Zeg dat je veel van de Franse keuken houdt
(A) Geregeld - zeg dat je meteen een tafel gaat reserveren - vraag hoe laat
(B) niet te laat want morgen weer een zware dag - moet nog hele reis naar huis
(A) ga akkoord - stel half acht voor
(B) stem toe
2. During dinner
(A) Zeg dat de tongvis heerlijk is
(B) bevestig dit - vraag of (A) de wijn aangeeft
(A) geef wijn aan - zeg dat de saus behoorlijk pittig is
(B) bevestig en zeg dat je er dorst van krijgt - geeft niet want de wijn is
erg lekker
(A) Stel voor om na afloop in het café nog wat te gaan drinken
(B) Bedank voor het aanbod - sla af - nu al zeer moe - misschien volgende keer
(A) Dring verder niet aan - vraag of baas hem/haar vaak mee uit eten neemt
(B) Soms - zakendiner - is eigenlijk ook werk
(A) Reageer verwonderd - vraag of hij/zij dan werkelijk moet notuleren
(B) Zeg dat het zo erg ook weer niet is maar dat het etentje wel duidelijk in
het teken staat van zakendoen
(A) Zeg dat het moderne vorm van slavernij is - vraag of baas faxmachine onder
zijn/haar servet heeft
(B) Zeg dat dat overdreven is - hoort bij werk - toch goede baas om voor te
werken
(A) bevestig - zeg dat wanneer jouw baas uit eten gaat, jij altijd moet overwerken!
3.
(A) Vraag de ander of het eten smaakt
(B) Zeg dat het smaakt maar dat de saus niet erg warm is
(A) Bied aan om ober te roepen
(B) Neem aanbod aan
(A) Waarschuw ober
(C) Vraag wat je voor hem/haar kunt doen
(A) Zeg dat de saus niet erg warm is - graag even opwarmen
(C) Zeg dat het je spijt - zal meteen nieuwe kom halen
(A) Bedank ober vriendelijk
(B) Bied aan nog wat wijn in te schenken
(A) Zou eigenlijk niet moeten doen - vooruit, klein beetje
(B) Alsjeblieft
(A) Bedank - vraag of (B) even het zout wil aangeven
(B) Alsjeblieft
4.
(A) Neem op - zeg naam China Garden
(B) Noem je naam - zeg dat je graag een tafel voor tien personen wilt reserveren
voor morgenavond acht uur
(A) Zeg dat dit mogelijk is - vraag naar speciale wensen
(B) Vraag of zij ook vegetarische schotels hebben
(A) Bevestig dit - zeg dat je een uitgebreide spijskaart hebt voor vegetariërs
- nog andere wensen
(B) Graag in de niet-roken afdeling
(A) Geen probleem
(B) Bedank en groet
(A) Groet terug